Dutch version English/German/French versions De geschiedenis van het glas Vanaf 3000 voor Chr. was de mens in staat om glasvoorwerpen te maken. Met behulp van kleimallen vormde men bekers, schalen, kruiken en amforen. Mooie voorbeelden hiervan zijn de flessen die zijn gevonden in de Egyptische koningsgraven. Rond de 1e eeuw na Chr. werd in het Romeinse Rijk de glasblaaspijp uitgevonden. Fantasievormen en natuurlijke vormen werden ook mogelijk. Doordat de Romeinen verzot waren op glaswerk verspreidde de industrie zich door het hele Romeinse Rijk. Het glas werd gebruikt als pronkstuk, als servies en als verpakkingsmateriaal voor parfums, medicijnen en andere vloeistoffen. Na het verval van het Romeinse Rijk in de de 5e eeuw na Chr. ontwikkelde het middeleeuwse glas zich, aanvankelijk uit de Romeinse vormen, maar later met eigen typen. Voorbeelden hiervan zijn: vikingbeker, noppenbeker, tranenglas en koolstronk. Venetië was de stad die voor de glasindustrie vanaf de 13e eeuw een zeer belangrijke rol speelde. Venetië stond bekend om ongekleurd, rijkelijk versierd en zeer verfijnd glas. Deze stijl vond veel navolging, het zogenaamde façon de Venise. Met de opkomst en de bloei van de steden vanaf de 15e eeuw floreerde de glasproductie in West-Europa Vanaf de 16e eeuw werd glas door steeds meer mensen gebruikt, zelfs de eenvoudigste en armste burgers bezaten een paar drinkglazen. Bier was tot het jaar 1700 de volksdrank bij uitstek. (Drink)water was riskant omdat het meestal en zeker in grote steden, sterk verontreinigd was. De dagelijkse dorst werd dan ook door jong en oud gelest met bier. Het bier werd geschonken in diverse glazen. Vele verschillende maten, vormen en versieringen waren in de loop van de 16e en 17e eeuw in gebruik in verschillende streken bij rijk en arm. In deze tijd ontstonden er nieuwe vormen zoals roemers, kelkglazen, pasglazen, flessen en kannen, het kleurgebruik intensiveerde en er ontstonden nieuwe versieringen. Vanaf de 17e en 18e eeuw namen Silezië, de Bohemen en Engeland de toonaangevende plaats van Venetië over. Stijlen en modes bepalen het uiterlijk van het glas, uitbundig in de barok en rococo en weer strakker en ernstiger ten tijde van het classicisme. Dit gegeven is van alle tijden en ook tegenwoordig hebben stijlen en modes nog een grote invloed op het uiterlijk van glaswerk. Achtergrondinformatie historisch glaswerk Dit glas, gemaakt naar voornamelijk 16e en 17e eeuwse (drink)glasmodellen, werd ook wel « Waldglas » of « Forestglas » genoemd. De glashuizen of Hütten, waar deze geblazen werden, bevonden zich toentertijd in de noordelijke bossen van Europa. Het hout van de bomen leverde brandstof voor het vuur in de ovens waarin het materiaal werd gesmolten. Bovendien vormde de as van het verbrande hout, de zogenaamde ‘potas’ weer een van de ingrediënten van het glas, naast natuurlijk het zand. Het zand uit die streek bevatte ijzer, wat die typische groene kleur aan het glas gaf. De potas werd zorgvuldig fijngemaakt, vermengd met koperoxide, waardoor de glanzende groene tint werd verstevigd. Aangezien men bij het stoken met hout slechts een ongelijkmatige en vrij lage temperatuur (± 800 C) bereikte, waardoor het materiaal niet volledig vloeibaar werd, was het zeer zwaar werk een perfect glas te blazen. Dit verklaarde de karakteristieke luchtbelletjes en oneffenheden in het glas. De belangrijkste glasprodukten waren aanvankelijk zeer grote drinkbekers voor bier, die soms wel 4 kg konden wegen. Op het hele oppervlak bevonden zich kleine puntige knobbels, noppen of bramen genaamd, die zorgden voor een goed grip tijdens het drinken. Daar in die tijd nog nauwelijks met bestek of servetten werd gegeten, had men snel vette handen. Later werden de drinkglazen verfijnder en dienden de noppen ook als decoratie. De roemer deed zijn intrede, waarbij de bovenkant van het glas glad bleef en de knoppen alleen op de holle onderkant of stam aangebracht werden, waardoor men toch verzekerd was van een goede grip. Onder de voet van het glas ziet u een ruwe ronding. Dat is de plek waar het glas heeft vastgezeten aan de buis, waardoor het wordt geblazen. Het glaswerk wordt grotendeels mondgeblazen, maar soms wordt er ook gebruik gemaakt van mallen, bijv. om een draaiing of een hoekige vorm in het glas te krijgen. Hoewel men tegenwoordig in Tsjechië stookt met aardgas, wat de produktie vergemakkelijkt, is het glasblazen nog steeds en zeer arbeidsintensief proces, waar 2 personen vaak bezig zijn met één glas. De één blaast het glas, terwijl de ander de versiering aanbrengt. Om het glas de historische look te geven, is een speciale techniek nodig, die alleen de ware vakman beheerst. De produktie is derhalve laag : 40 à 50 glazen per dag. De kunst van het glasblazen gaat al generaties over van vader op zoon en iedere familie heeft zo zijn eigen geheimen. U, als klant krijgt echt een uniek glas in handen en zult er vast met veel plezier uit drinken. English Version Background information about the historical glass The glasses are mouthblown and handmade by Czech craftsmen according to the long established traditions of “forest glass”. The name “forest glass” comes from the glassfactories of the 16th and 17th centuries who were mainly located in the forests of Northern Europe. The wood was used as fuel to heat the ovens where the raw materials were melted. Then the ashes, together of course with the sand, were combined as being the essential ingredients for glass manufacture. The colour green came from the sand of this region which contained traces of iron ore and this, together with the copper oxide added to the ground wood ash, explains the greenish characteristic of many glasses of that period. As wood-fired ovens could only heat to about 800 ºC, very often the raw materials were not entirely liquefied. This made glass blowing even more difficult and explains the irregularities which makes each glass unique. Glasses over the centuries. In the 14th century glass tableware mostly consisted of enormous goblets for serving beer. The entire surface was studded with small glass nodules to ensure that greasy hands could get a good grip in a pre-knife and fork era. Over the following centuries and especially as from the 17th, the glasses became more refined and the handholds more decorative. It was around this time that ‘balloon’ glasses were introduced, with the glass itself smooth and only the stem remaining studded. In the Czech Republic nowadays the ovens are gasfired, but glassblowing still remains a very labour intensive undertaking. Some glasses require teamwork, with one artisan blowing the glass, while his collegue adds the decoration. If you look under the foot of the glass, you will see the circular mark left by the blowing iron. Though most glasses are blown, sometimes moulds are used to give them a special twist or angled design. It goes without saying that only a true craftsman masters the technique of authentic historical reproduction. This, in turn, limits production to 40-50 glasses per day. The art of glassblowing is passed on from father to son over the generations, with each family jealously guarding its secrets. Deutsche Version Die Glasmodelle kommen aus der Tschechischen Republik (Boehmen), wo die Glasbläserkunst seit Generationen von Vater zu Sohn übertragen wird. Das Trinkglas, hauptsächlich aus dem 16. und 17. Jahrhundert, ist bekannt als “Wald” Glas. Die Glashäuser oder “Hütten”, wo das Glas geblasen wurde, fand man zu dieser Zeit in den Wäldern im Norden Europas. Das Holz der Bäume war der Brennstoff für das Feuer in den Öfen, in denen das Material geschmolzen wurde. Die Asche des verbrannten Holzes, das so genannte "Kali", ist eine der wichtige Bestandteile des Glases, neben dem Sand natürlich. Der Sand in dieser Region enthält Eisen, was die typische grüne Färbung hervorruft. Vermischt mit Kupferoxid, was den Glanz der grünen Farbe vertieft. Die Verbrennung von Holz bei einer relativ niedrigen Temperatur (800 °C) machte das Material nicht ganz flüssig, was an den charakteristischen Bläschen und Unregelmäßigkeiten des Glases zu sehen war. Heute heizt man mit Erdgas, was viele Vorteile bietet. Es macht die Produktion einfacher und es entstehen schönere Glaswaren. Es ist ein intensiver Arbeitsprozess, wobei oft 2 Personen mit einem Glas beschäftigt sind. Der Hauptbläser und sein Assistent, der die Dekore aufbringt. Die Produktionsmenge ist ebenfalls sehr gering: 40 bis 50 Gläser pro Tag. Unter dem Fuß des Glases ist eine raue Biegung. Dies ist die Stelle, wo das Glas direkt an dem Blasrohr befestigt war. Das Glas wird weitestgehend mund geblasen. Aber um zum Beispiel eine Wölbung oder rechteckige Form im Glas zu erzielen, wird manchmal auch eine Gießform benutzt. Kurzfassung Geschichte historisches Glas. Ab 3000 v. Chr. war es den Menschen möglich, Glasobjekte zu produzieren. Mit Gießformen aus Ton wurden Tassen, Karaffen und Trinkgläser hergestellt. Ca. im ersten Jahr n. Chr. wurde durch das römische Reich das Glasblasrohr erfunden. Nach dem Niedergang des römischen Reiches im 5. Jahrhundert n. Chr. entwickelte sich das mittelalterliche Glas. Beispiele dafür sind: Viking Pokal Tränen- und Noppen(„Klümpchen“)glas. Venedig war die Stadt, welche für die Glasindustrie im 13. Jahrhundert eine sehr wichtige Rolle spielte. Der Name “Façon de Venise” entstand aus dem nicht-farbigen Glas, wofür Venedig sehr berühmt war. Die Techniken zur Herstellung von Glas wurden von den Römern stark überwacht. Aber mit der Entstehung von gut passierbaren Feldwegen und der Entwicklung des Wohlstandes in den Städten im 15. Jahrhundert blühte die Glasproduktion in Westeuropa auf. Seit dem 16. Jahrhundert wurde Glas von mehreren Menschen benötigt, auch die ärmsten Bürger besaßen ein paar Gläser. Die wichtigsten Glasprodukte waren am Anfang sehr große Trinkbecher für Bier, welche sogar 4 kg wiegen konnten. Auf der gesamten Oberfläche gab es kleinen Klümpchen, Brombeeren/Noppen genannt, die beim Trinken einen guten Halt gaben. In dieser Zeit aß man mit den Händen, die dadurch schnell fettig waren. Im 17. und 18. Jahrhundert übernahmen Schlesien, die Boehmen und England den führenden Platz von Venedig. Zu dieser Zeit entstanden viele verschiedene Größen, Dekore und neue Formen wie Römer-, Kelch- und Maßgläser, außerdem Flaschen und Karaffen. Version française Voilà quelques détails historiques et techniques sur la verrerie classique de la République deTchèque (Bohème). Cette verrerie, fabriquée principalement d’après des verres anciens du 16 ième et 17 ième siècle, porte le nom de “Forest glass” ou “verre de fougère”. Les verreries de l’époque se situaient surtout dans les forêts du Nord de l’Europe. Le bois de ces arbres fournissait le combustible pour les fours dans lesquels on faisait fondre la matière première. En plus, le coeur du bois brûlé (appelé “potasse”) constituait un des ingrédients principaux du verre – à côté, bien entendu, du sable. Or le sable de cette région c’était ferrugineux, ce qui ajoutait au verre sa couleur verdâtre caractéristique. La potasse était finement broyée et l’on y ajoutait de l’oxyde cuivreux, ce qui renforçait l’éclat verdâtre. Comme la combustion au bois ne produisait qu’une température irrégulière et relativement basse (d’environ 800°C) et ne liquéfiait jamais complètement la matière première, le soufflage d’un verre parfait constituait un très gros effort. Cela explique les petites soufflures et autres irrégularités caractéristiques de ces verres. À partir du 14 ième siècle, les principaux produits étaient les énormes gobelets dans lesquels se servait la bière, leur poids allant parfois jusqu’à 4 kg. La surface entière était parsemée de petits “boutons” ou aspérités assurant au buveur une prise solide sur le hanap. Comme à cette époque l’on se servait à peine de couverts ou de serviettes, on avait souvent les mains grasses. Pendant les siècles qui suivirent – à partir du 17 ième environ – les verres se firent plus raffinés et les aspérités eurent un but plus décoratif. C’est à cette époque que le “ballon” fait son apparition, où la partie supérieure du verre reste lisse et les boutons se retrouvent uniquement sur le tronc creux du verre. Ainsi, la prise en main du buveur demeurait solide. Sous le pied du verre, vous constaterez la présence d’une rugosité circulaire. C’est la trace de la felle par laquelle le verre a été soufflé. Quoi que cette verrerie soit habituellement soufflée à la bouche, on se sert parfois de moules qui donnent aux verres une certaine torsion ou forme angulaire. Bien qu’actuellement en Tchéquie on chauffe au gaz naturel, le soufflage du verre reste très laborieux. Certains verres demandent parfois le travail de deux ouvriers, où l’un par exemple soufflera le verre et l’autre y ajoutera la décoration. La réalisation du “look” historique exige une technique spéciale que seul l’homme de métier possède. Aussi la production est modeste, de 40 à 50 verres par jour. Depuis de nombreuses générations l’art du verre soufflé est transmis de père en fils et chaque famille chérit ses secrets.

Dutch version English/German/French versions

De geschiedenis van het glas

Vanaf 3000 voor Chr. was de mens in staat om glasvoorwerpen te maken. Met behulp van kleimallen vormde men bekers, schalen, kruiken en amforen. Mooie voorbeelden hiervan zijn de flessen die zijn gevonden in de Egyptische koningsgraven.

Rond de 1e eeuw na Chr. werd in het Romeinse Rijk de glasblaaspijp uitgevonden. Fantasievormen en natuurlijke vormen werden ook mogelijk. Doordat de Romeinen verzot waren op glaswerk verspreidde de industrie zich door het hele Romeinse Rijk. Het glas werd gebruikt als pronkstuk, als servies en als verpakkingsmateriaal voor parfums, medicijnen en andere vloeistoffen.

Na het verval van het Romeinse Rijk in de de 5e eeuw na Chr. ontwikkelde het middeleeuwse glas zich, aanvankelijk uit de Romeinse vormen, maar later met eigen typen. Voorbeelden hiervan zijn: vikingbeker, noppenbeker, tranenglas en koolstronk.

Venetië was de stad die voor de glasindustrie vanaf de 13e eeuw een zeer belangrijke rol speelde. Venetië stond bekend om ongekleurd, rijkelijk versierd en zeer verfijnd glas. Deze stijl vond veel navolging, het zogenaamde façon de Venise.

Met de opkomst en de bloei van de steden vanaf de 15e eeuw floreerde de glasproductie in West-Europa Vanaf de 16e eeuw werd glas door steeds meer mensen gebruikt, zelfs de eenvoudigste en armste burgers bezaten een paar drinkglazen.

Bier was tot het jaar 1700 de volksdrank bij uitstek. (Drink)water was riskant omdat het meestal en zeker in grote steden, sterk verontreinigd was. De dagelijkse dorst werd dan ook door jong en oud gelest met bier. Het bier werd geschonken in diverse glazen. Vele verschillende maten, vormen en versieringen waren in de loop van de 16e en 17e eeuw in gebruik in verschillende streken bij rijk en arm.

In deze tijd ontstonden er nieuwe vormen zoals roemers, kelkglazen, pasglazen, flessen en kannen, het kleurgebruik intensiveerde en er ontstonden nieuwe versieringen.

Vanaf de 17e en 18e eeuw namen Silezië, de Bohemen en Engeland de toonaangevende plaats van Venetië over.

Stijlen en modes bepalen het uiterlijk van het glas, uitbundig in de barok en rococo en weer strakker en ernstiger ten tijde van het classicisme. Dit gegeven is van alle tijden en ook tegenwoordig hebben stijlen en modes nog een grote invloed op het uiterlijk van glaswerk.

Achtergrondinformatie historisch glaswerk

Dit glas, gemaakt naar voornamelijk 16e en 17e eeuwse (drink)glasmodellen, werd ook wel « Waldglas » of « Forestglas » genoemd.

De glashuizen of Hütten, waar deze geblazen werden, bevonden zich toentertijd in de noordelijke bossen van Europa. Het hout van de bomen leverde brandstof voor het vuur in de ovens waarin het materiaal werd gesmolten. Bovendien vormde de as van het verbrande hout, de zogenaamde ‘potas’ weer een van de ingrediënten van het glas, naast natuurlijk het zand. Het zand uit die streek bevatte ijzer, wat die typische groene kleur aan het glas gaf. De potas werd zorgvuldig fijngemaakt, vermengd met koperoxide, waardoor de glanzende groene tint werd verstevigd.

Aangezien men bij het stoken met hout slechts een ongelijkmatige en vrij lage temperatuur (± 800 C) bereikte, waardoor het materiaal niet volledig vloeibaar werd, was het zeer zwaar werk een perfect glas te blazen. Dit verklaarde de karakteristieke luchtbelletjes en oneffenheden in het glas.

De belangrijkste glasprodukten waren aanvankelijk zeer grote drinkbekers voor bier, die soms wel 4 kg konden wegen. Op het hele oppervlak bevonden zich kleine puntige knobbels, noppen of bramen genaamd, die zorgden voor een goed grip tijdens het drinken. Daar in die tijd nog nauwelijks met bestek of servetten werd gegeten, had men snel vette handen. Later werden de drinkglazen verfijnder en dienden de noppen ook als decoratie.

De roemer deed zijn intrede, waarbij de bovenkant van het glas glad bleef en de knoppen alleen op de holle onderkant of stam aangebracht werden, waardoor men toch verzekerd was van een goede grip.

Onder de voet van het glas ziet u een ruwe ronding. Dat is de plek waar het glas heeft vastgezeten aan de buis, waardoor het wordt geblazen. Het glaswerk wordt grotendeels mondgeblazen, maar soms wordt er ook gebruik gemaakt van mallen, bijv. om een draaiing of een hoekige vorm in het glas te krijgen. Hoewel men tegenwoordig in Tsjechië stookt met aardgas, wat de produktie vergemakkelijkt, is het glasblazen nog steeds en zeer arbeidsintensief proces, waar 2 personen vaak bezig zijn met één glas. De één blaast het glas, terwijl de ander de versiering aanbrengt. Om het glas de historische look te geven, is een speciale techniek nodig, die alleen de ware vakman beheerst. De produktie is derhalve laag : 40 à 50 glazen per dag.

De kunst van het glasblazen gaat al generaties over van vader op zoon en iedere familie heeft zo zijn eigen geheimen.

U, als klant krijgt echt een uniek glas in handen en zult er vast met veel plezier uit drinken.

English Version

Background information about the historical glass

The glasses are mouthblown and handmade by Czech craftsmen according to the long established traditions of “forest glass”.

The name “forest glass” comes from the glassfactories of the 16th and 17th centuries who were mainly located in the forests of Northern Europe.

The wood was used as fuel to heat the ovens where the raw materials were melted. Then the ashes, together of course with the sand, were combined as being the essential ingredients for glass manufacture.

The colour green came from the sand of this region which contained traces of iron ore and this, together with the copper oxide added to the ground wood ash, explains the greenish characteristic of many glasses of that period.

As wood-fired ovens could only heat to about 800 ºC, very often the raw materials were not entirely liquefied. This made glass blowing even more difficult and explains the irregularities which makes each glass unique.

Glasses over the centuries.

In the 14th century glass tableware mostly consisted of enormous goblets for serving beer. The entire surface was studded with small glass nodules to ensure that greasy hands could get a good grip in a pre-knife and fork era.

Over the following centuries and especially as from the 17th, the glasses became more refined and the handholds more decorative. It was around this time that ‘balloon’ glasses were introduced, with the glass itself smooth and only the stem remaining studded.

In the Czech Republic nowadays the ovens are gasfired, but glassblowing still remains a very labour intensive undertaking.

Some glasses require teamwork, with one artisan blowing the glass, while his collegue adds the decoration.

If you look under the foot of the glass, you will see the circular mark left by the blowing iron. Though most glasses are blown, sometimes moulds are used to give them a special twist or angled design.

It goes without saying that only a true craftsman masters the technique of authentic historical reproduction.

This, in turn, limits production to 40-50 glasses per day.

The art of glassblowing is passed on from father to son over the generations, with each family jealously guarding its secrets.

Deutsche Version

Die Glasmodelle kommen aus der Tschechischen Republik (Boehmen), wo die Glasbläserkunst seit Generationen von Vater zu Sohn übertragen wird.

Das Trinkglas, hauptsächlich aus dem 16. und 17. Jahrhundert, ist bekannt als “Wald” Glas.

Die Glashäuser oder “Hütten”, wo das Glas geblasen wurde, fand man zu dieser Zeit in den Wäldern im Norden Europas.

Das Holz der Bäume war der Brennstoff für das Feuer in den Öfen, in denen das Material geschmolzen wurde. Die Asche des verbrannten Holzes, das so genannte "Kali", ist eine der wichtige Bestandteile des Glases, neben dem Sand natürlich. Der Sand in dieser Region enthält Eisen, was die typische grüne Färbung hervorruft. Vermischt mit Kupferoxid, was den Glanz der grünen Farbe vertieft.

Die Verbrennung von Holz bei einer relativ niedrigen Temperatur (800 °C) machte das Material nicht ganz flüssig, was an den charakteristischen Bläschen und Unregelmäßigkeiten des Glases zu sehen war.

Heute heizt man mit Erdgas, was viele Vorteile bietet. Es macht die Produktion einfacher und es entstehen schönere Glaswaren.

Es ist ein intensiver Arbeitsprozess, wobei oft 2 Personen mit einem Glas beschäftigt sind. Der Hauptbläser und sein Assistent, der die Dekore aufbringt. Die Produktionsmenge ist ebenfalls sehr gering: 40 bis 50 Gläser pro Tag.

Unter dem Fuß des Glases ist eine raue Biegung. Dies ist die Stelle, wo das Glas direkt an dem Blasrohr befestigt war.

Das Glas wird weitestgehend mund geblasen. Aber um zum Beispiel eine Wölbung oder rechteckige Form im Glas zu erzielen, wird manchmal auch eine Gießform benutzt.

Kurzfassung Geschichte historisches Glas.

Ab 3000 v. Chr. war es den Menschen möglich, Glasobjekte zu produzieren.

Mit Gießformen aus Ton wurden Tassen, Karaffen und Trinkgläser hergestellt.

Ca. im ersten Jahr n. Chr. wurde durch das römische Reich das Glasblasrohr erfunden.

Nach dem Niedergang des römischen Reiches im 5. Jahrhundert n. Chr. entwickelte sich das mittelalterliche Glas. Beispiele dafür sind: Viking Pokal Tränen- und Noppen(„Klümpchen“)glas.

Venedig war die Stadt, welche für die Glasindustrie im 13. Jahrhundert eine sehr wichtige Rolle spielte. Der Name “Façon de Venise” entstand aus dem nicht-farbigen Glas, wofür Venedig sehr berühmt war.

Die Techniken zur Herstellung von Glas wurden von den Römern stark überwacht. Aber mit der Entstehung von gut passierbaren Feldwegen und der Entwicklung des Wohlstandes in den Städten im 15. Jahrhundert blühte die Glasproduktion in Westeuropa auf.

Seit dem 16. Jahrhundert wurde Glas von mehreren Menschen benötigt, auch die ärmsten Bürger besaßen ein paar Gläser.

Die wichtigsten Glasprodukte waren am Anfang sehr große Trinkbecher für Bier, welche sogar 4 kg wiegen konnten. Auf der gesamten Oberfläche gab es kleinen Klümpchen, Brombeeren/Noppen genannt, die beim Trinken einen guten Halt gaben. In dieser Zeit aß man mit den Händen, die dadurch schnell fettig waren.

Im 17. und 18. Jahrhundert übernahmen Schlesien, die Boehmen und England den führenden Platz von Venedig.

Zu dieser Zeit entstanden viele verschiedene Größen, Dekore und neue Formen wie Römer-, Kelch- und Maßgläser, außerdem Flaschen und Karaffen.

Version française

Voilà quelques détails historiques et techniques sur la verrerie classique de la République deTchèque (Bohème).

Cette verrerie, fabriquée principalement d’après des verres anciens du 16 ième et 17 ième siècle, porte le nom de “Forest glass” ou “verre de fougère”.

Les verreries de l’époque se situaient surtout dans les forêts du Nord de l’Europe. Le bois de ces arbres fournissait le combustible pour les fours dans lesquels on faisait fondre la matière première. En plus, le coeur du bois brûlé (appelé “potasse”) constituait un des ingrédients principaux du verre – à côté, bien entendu, du sable. Or le sable de cette région c’était ferrugineux, ce qui ajoutait au verre sa couleur verdâtre caractéristique. La potasse était finement broyée et l’on y ajoutait de l’oxyde cuivreux, ce qui renforçait l’éclat verdâtre. Comme la combustion au bois ne produisait qu’une température irrégulière et relativement basse (d’environ 800°C) et ne liquéfiait jamais complètement la matière première, le soufflage d’un verre parfait constituait un très gros effort. Cela explique les petites soufflures et autres irrégularités caractéristiques de ces verres.

À partir du 14 ième siècle, les principaux produits étaient les énormes gobelets dans lesquels

se servait la bière, leur poids allant parfois jusqu’à 4 kg. La surface entière était parsemée de petits “boutons” ou aspérités assurant au buveur une prise solide sur le hanap. Comme à cette époque l’on se servait à peine de couverts ou de serviettes, on avait souvent les mains grasses. Pendant les siècles qui suivirent – à partir du 17 ième environ – les verres se firent plus raffinés et les aspérités eurent un but plus décoratif. C’est à cette époque que le “ballon” fait son apparition, où la partie supérieure du verre reste lisse et les boutons se retrouvent uniquement sur le tronc creux du verre. Ainsi, la prise en main du buveur demeurait solide.

Sous le pied du verre, vous constaterez la présence d’une rugosité circulaire. C’est la trace de la felle par laquelle le verre a été soufflé. Quoi que cette verrerie soit habituellement soufflée à la bouche, on se sert parfois de moules qui donnent aux verres une certaine torsion ou forme angulaire. Bien qu’actuellement en Tchéquie on chauffe au gaz naturel, le soufflage du verre reste très laborieux. Certains verres demandent parfois le travail de deux ouvriers, où l’un par exemple soufflera le verre et l’autre y ajoutera la décoration. La réalisation du “look” historique exige une technique spéciale que seul l’homme de métier possède. Aussi la production est modeste, de 40 à 50 verres par jour.

Depuis de nombreuses générations l’art du verre soufflé est transmis de père en fils et chaque famille chérit ses secrets.